donderdag 19 augustus 2010

Geluiden vinden.

Ik heb een hele leuke site gevonden waar je allerei geluiden kan vinden. Het is helemaal geen moeilijke site om mee te werken en het kan heel handig zijn als je geluiden zoekt om in de kleuterklas te laten horen. De geluiden zijn ook heel erg duidelijk.

De naam van de site in findsound en hieronder vind je het adres:
http://www.findsounds.com/

hieronder schrijf ik wat ideeën hoe je de geluiden kan gebruiken in de kleuterklas:

Dierengeluiden.
Verzamel allemaal dierengeluiden op findsound en neem ze mee naar de klas. zoek ook een foto van elk dier dat je hebt gekozen. De opdracht kan bijvoorbeeld zijn dat de kleuters al de prenten van de dieren kunnen zien en dat jij één dierengeluid oplegd. nu moeten de kleuters raden welk dier ze hebben gehoord.

verhaal.
Je kan op de computer een eigen verhaal maken. om het verhaal leuker te maken kan je er voor zorgen dat je op bepaalde plaatsen op een prent kan klikken. Wanneer je er op klikt horen de kleuters een geluid die iets temaken heeft met de prent. bijvoorbeeld als er een trein op een prent staat en de kleuters klikken er op dan horen ze een trein rijden.

Reageer spelen.
Je kan op findsound 2 geluidjes zoeken die jij heel leuk vind. je spreekt met de kleuters af voorwat de geluidjes staan. bijvoorbeeld als je geluid 1 hoort loop je rond in de zaal. wanneer je geluid 2 hoort sta je zo snelmogelijk stil.

BERTJE BIG op avontuur.

Ik heb in de bibliotheek een heel mooi boek gevonden namelijk “BERTJE BIG op avontuur”. Dit boek werd geschreven en geïllustreerd door Peter brouwers.

Het boek gaat over een klein varkentje die op zoek gaat naar zijn eigen avondtuur. Hij leert van zijn papa dat een avontuur iets spannends en iets nieuws is dat je nog nooit hebt beleefd. Zijn mama vertelt hem dat je een avontuur best met z’n tweeën doet. In het boek gaat Bertje op zoek naar een partner om een avontuur te beleven. Hij komt verschillende dieren tegen, namelijk het veulen Floris, het stiertje Harold, de lammetjes, de eendjes en de geitjes. Al deze dieren hebben hun eigen manier om een avontuur te beleven, maar of dat ook het echte avontuur is voor Bertje big is een andere vraag. Om te weten wat de avonturen zijn van de verschillende dieren en hoe het boek afloopt moet je het boek zelf eens lezen.

Ikzelf vindt het een heel leuk boek om te gebruiken in de kleuterklas, want het verhaal wordt duidelijk verteld en er staan hele mooie prenten in het boek. De kleuters kunnen zich herkennen in het hoofdpersonage en de voorgestelde dieren in het boek zijn typische boerderijdieren. Er zitten verschillende thema’s verwerkt in het boek zoals boerderijdieren, anders zijn, vriendschap, op avontuur, …

Ook ik heb het boek gebruikt in de kleuterklas onder het thema “anders zijn”. Ik heb het boek eerst voorgesteld in een poppenspel en daarna verteld in de klas.

Wilt u graag nog meer info over het boek vind je hier een site:
http://www.pluizuit.be/091124/Bertje%20Big%20op%20avontuur.htm

Dierenboekje voor een waarneming.

Tijdens een waarneming wil je de kleuters zoveel mogelijk bijleren over een bepaald onderwerp. Toen ik wist dat ik een waarneming ging geven rond de vogel heb ik er een boekje rond gemaakt. De informatie in mijn boekje gaat niet over een specifieke vogel maar over de vogel in het algemeen. Het boekje is iets extra bij de waarneming en is zeker niet het enige materiaal. Bij een waarneming rond vogels had ik namelijk een vogel mee dat natuurlijk het belangrijkste observatiemateriaal was.

In mijn boekje heb ik verschillende onderdelen. Ik begin met foto’s van de meest voorkomende vogels. Dit zijn vogels die kleuters elke dag kunnen tegen komen in hun dichte omgeving. Het 2de onderdeel zijn de lichaamsdelen van de vogel. Voor dit onderdeel heb ik de vogel steeds vergeleken met de mens. Aan de linker kant zie je hoe het bij de mens is en aan de rechterkant zie je dan hoe het bij een vogel is. Vb: een arm van een mens en een vleugel van een vogel, een been van een mens en een poot van een vogel, … Op deze manier kunnen kleuters zichzelf steeds vergelijken met de vogel en zullen ze alles vlugger begrijpen. Mijn volgend onderdeel is het eten van de vogel. Zaad-en insecteneters met hun eten en roofvogels met hun eten. mijn volgende onderdeel zijn een paar speciale vogels die kleuters toch kennen zoals de eend, struisvogel, pinguïn, … Mijn 5de onderdeel is de voortplanting uitgelegd in 6 foto’s. en mijn laatste onderdeel zijn de vijanden van de vogel.

Een boekje over vogels zal je vlugger kunnen gebruiken tijdens een waarneming dan een boekje over planten, omdat je veel meer soorten planten kan meebrengen naar de klas dan verschillende soorten dieren. Ook kan je veel dichter kijken bij een plant, want een vogel komt heel bang als een mens heel dicht komt kijken. Een vogel kan je ook veel moeilijker aanraken dan een plant. Lichaamsdelen van een vogel die je niet goed kan zien bij de meegebrachte vogel kan je dan tonen in het boek.

Het leuke aan zo’n boekje is dat je het in de boekenhoek kan leggen zodat de kleuters er daarna nog zelfstandig in kunnen kijken. Aangezien ze het boekje herkennen zullen ze er rapper in kijken.

Als je een boekje maakt is het heel belangrijk dat je de bronvermelding niet vergeet bij te voegen.

Plantenboekje voor een waarneming

Tijdens een waarneming wil je de kleuters zoveel mogelijk bijleren over een bepaald onderwerp. Toen ik wist dat ik een waarneming ging geven rond planten heb ik een boekje gemaakt rond de planten die ik wou bespreken met de kleuters. Het boekje is iets extra bij de waarneming en is zeker niet het enige materiaal. Bij een waarneming gebruik je namelijk het best echt materiaal ipv foto’s.

De planten die ik gekozen heb zijn planten die in de omgeving van de kleuters groeien: paardenbloem, brandnetel, madelief, klaver, gras, aardbei, appelboom, perenboom, pruimenboom, paardekastanje, hazelaar en notenboom.
Elke plant heb ik gezocht in de natuur, gedroogd en geplastificeerd in mijn boekje. Naast de gedroogde plant zie je een foto van de plant met een leuke extra tekening. Vb: een aardbijentaart, een chocopot, een ratje die een walnoot eet, een klavertje-vier, …

Tijdens de waarneming kan je ter ondersteuning eens een foto tonen.
Op het einde van de waarneming kan je het boekje gebruiken om de planten te herhalen en te kijken welke planten de kleuters nog kennen en wat ze erover kunnen zeggen.

Het leuke aan zo’n boekje is dat je het in de boekenhoek kan leggen zodat de kleuters er daarna nog zelfstandig in kunnen kijken. Aangezien ze het boekje herkennen zullen ze er rapper in kijken.

Als je een boekje maakt is het heel belangrijk dat je de bronvermelding niet vergeet bij te voegen.

Zeepjes maken

Tijdens mijn stage in de 3de kleuterklas heb ik samen met de kleuters zeepjes gemaakt. Het was geen klassikale activiteit, maar telkens in groepjes van 6 kleuters.

De tafel was bedekt met plastiek. Mijn materiaal stond al op voorhand klaar in het midden van de tafel en op elke stoel lag er een schort klaar. Nadat de kleuters een schort hadden aangedaan begonnen we met het bespreken van het materiaal op de tafel. Op de tafel stonden er zeepvlokken, verschillende soorten vloeibare zeep ( met verschillende kleuren en geuren), 7 kommen, verschillende vormpjes, plankjes (om de zeepjes op te laten drogen), een soeplepel en deegrollen. Ik liet de kleuters zoveel mogelijk zelf verwoorden wat ze zagen. Ook de vele verschillende vormpjes werden besproken. Aan de vloeibare zeep en aan de zeepvlokken liet ik de kleuters ook ruiken.

Na de bespreking van het materiaal heb ik elke kleuter een kom gegeven. Ook ik had een kom. Daarna ben ik rondgegaan met de zak zeepvlokken zodat elke kleuter 3 volle soeplepels kon scheppen uit de zak. Daarna was het tijd om de kleur en de geur van hun zeep te kiezen. Alle kleuters hadden al eens kunnen ruiken aan de verschillende soorten vloeibare zeep en nu was het tijd om één te kiezen. Er werden 2 soeplepels van de gekozen vloeibare zeep bij de zeepvlokken gedaan.

Als iedere kleuter vloeibare zeep bij de zeepvlokken had gedaan mochten ze beginnen met het echte werk. Alle kleuters moesten in hun eigen kom kneden zodat de vloeibare zeep en de zeepvlokken één geheel werden. Dit was voor de meeste kleuters een hele leuke opdracht. Ik liet de kleuters experimenteren met het materiaal. De ene maakte er bolletjes van, de andere een slangetje, … Nadat de kleuters geëxperimenteerd hadden moesten ze allemaal een grote bol maken van het materiaal en deze op de tafel leggen. Met de deegrollen mochten de kleuters een platte schijf van hun bol maken. Daarna mochten ze allemaal een vormpje kiezen en deze in de platte schijf drukken. De zeepjes hadden nu al een vorm maar waren nog niet hard. Daarom werden ze op een plankje gelegd door mij om te kunnen drogen. Bij elke zeepje heb ik een symbooltje gelegd zodat je duidelijk kon zien van wie welk zeepje was. Als er nog materiaal over was mochten de kleuters er kleine balletjes mee draaien. Al de balletjes werden op één grote plank gelegd om te drogen maar daar stond er geen symbool meer bij.

Wanneer alle zeepjes droog waren kreeg elke kleuter zijn eigen doosje om zijn zeepje in te leggen. De zeepballetjes werden ook verdeeld over al de kleuters.

woensdag 18 augustus 2010

Muziekinstrumenten.

Ik heb verschillende muziekinstrumenten gemaakt. Deze kan ik dan meenemen naar de kleuterklas voor muzikale activiteiten. Alle instrumenten kunnen bespeeld worden door kleuters. Ze zijn niet zo groot, zodat ik ze allemaal in mijn koffer kan steken en gemakkelijk kan meenemen. De instrumenten zijn heel kleurrijk versierd zodat ze de kleuters aanspreken

Voor je kleuters met de instrumenten laat spelen is het natuurlijk van groot belang dat ze heel goed weten hoe het instrument bespeeld wordt. Je kan ze uiteraard ook zelf laten experimenteren met de instrumenten zodat ze zelf kunnen zoeken hoe je er geluid mee kunt maken, maar dan moet je duidelijke afspraken maken rond de veiligheid en rond het kapot maken van instrumenten.

Hieronder vind je enkele voorbeelden:

De trommels zonder stokje.

De kleuter neemt de trommel met zijn ene hand vast met het vlies aan de bovenkant (of zet de trommel tussen zijn benen) en met zijn andere hand slaat hij op de trommel. Er zijn verschillende soorten trommels. Het geluid van de trommel hangt af van de grote en het materiaal van het instrument.



De trommels met stokje.

In de ene hand neemt de kleuter de trommel vast zodat het vlies aan de bovenkant zit (of zet de trommel tussen de benen) en in de andere hand een stokje. Met het stokje slaat de kleuter op het vlies of de bovenkant van de trommel.




De kokofoons.

In elk hand heeft de kleuter een halve kokosnoot vast. Deze 2 helften slaat de kleuter tegen elkaar om geluid te maken.






Schuddoosjes.

Ik heb 12 schuddoosjes (6 gele en 6 roze). In elke roze schuddoos zit een ander materiaal en er is telkens een geel potje met hetzelfde materiaal. Dit zijn de materialen die erin zitten: rijst, piepschuim, geld, steen, zout, noten. Je kan een kleuter willekeurig 2 doosjes geven waar hij dan moet mee schudden om geluid te verkrijgen.
Je kan met de schuddoosjes nog een extra opdracht aan de kleuters geven waarbij ze moeten zoeken welke roze doos er bij een gele doos past.
Ik heb ook nog andere schuddoosjes die helemaal anders klinken doordat de potjes uit een ander materiaal bestaan. De soorten materialen zijn metaal, plastiek en karton. Bij alle soorten schuddoosjes is het belangrijk dat ze goed dicht zijn en niet kunnen open gemaakt worden door de kleuters, want voor hen is het heel verleidelijk om de schuddoosjes open te maken.

Belarmbanden.

Dit instrument kan de kleuter rond zijn arm hangen. Door te bewegen met de arm maakt het instrument geluid.






Ribbelplank.

In de ene hand hou je de plank vast en in je andere hand een stokje. Beweeg heen en weer met het stokje over het instrument om muziek te maken.





Ribbelfles.

In de ene hand hou je de fles vast en in je andere hand een stokje. Beweeg heen en weer met het stokje om muziek te maken.Het systeem is hetzelfde als bij de ribbelplank.





Ritmestokken.

Geef de kleuters in elk hand 1 ritmestok. Als ze deze 2 ritmestokken op elkaar slaan dan maken ze geluid.






Schellenraam.
Schud de stok heen en weer zodat de bierkronen ook heen en weer schuiven over de nagel.







ritselflessen.

Door te schudden met de flessen maken ze geluid. De bedoeling is dan je de fles aan de bovenkant vasthoud.






Schuurinstrument.

In elke hand heb je een deel vast. Wrijf de 2 delen tegen elkaar met de ruwe kant om geluid te maken.






Bel op een stok.

In de ene hand hou je de stok vast. Met je andere hand laat je de bel rinkelen.






Sambaballen.


In elke hand heb je een sambabal vast. Om geluid te maken schud je gewoon heen en weer met de sambaballen.

Gedicht

Tijdens mijn stage in mei was mijn thema “Gewoon Fien”. “Gewoon Fien” is een boek dat deels over hoeden gaat. Terwijl ik aan het zoeken was op het internet om ideeën op te
doen voor mijn stage kwam ik een heel leuk versje tegen:

Op het hoofd van mevrouw Jet
Stond een leuke gele hoed
En de knappe paarse pet
Hoorde toe aan meneer Sproet
Ze botsten tegen mekaar,
Zegden pardon, sorry
en zwaaidennog eens naar elkaar
“Dag mevrouw Jet met de paarse pet!”
“Dag meneer sproet met de gele hoed!”

Het versje paste perfect in mijn thema dus heb ik het gebruikt op stage. Om het versje op een leuke manier aan te leren aan de kleuters had ik 2 poppen, een paarse pet en een gele hoed meegebracht. De ene pop was mevrouw Jet en de andere meneer Sproet. Eerst stelde ik de poppen aan de kleuters voor. Daarna vertelde ik het versje terwijl ik met de
poppen mee aan het bewegen was. Op die manier werd het versje uitgebeeld en konden de kleuters dus het versje visueel waarnemen. Dat vonden zij heel leuk! Nadat ik het versje
voor de 2de keer had uitgebeeld mocht er eens een kleuter bij mij komen. De kleuters kijken wel graag naar wat ik doe maar zelf iets doen vinden ze nog veel leuker. Op een trager tempo vertelde ik het versje terwijl de kleuter die bij mij stond met de poppen mocht bewegen. allemaal waren ze heel enthousiast. Ze wilden één voor één dolgraag naar voor komen. De andere kleuters probeerden waar mogelijk het versje met mij op te zeggen. De kleuters leerden het versje ook heel snel en vertelden spontaan met me mee.

Wanneer de kleuters het verjes goed kenden maakte ik het voor hen wat moeilijker. Ik had voor de helft van de klas een hoed mee en voor de andere helft een pet. Ik deelde willekeurig de hoeden uit en daarna zorgde ik ervoor dat er steeds een kleuter met een hoed bij een kleuter met een pet stond. De opdracht van de kleuters was om met de hele klas samen het verje te zeggen terwijl ze ook de juiste bewegingen erbij deden. Nu moesten ze aan twee dingen denken op hetzelfde moment. Ook dat vonden de kleuters heel leuk. Later als de kleuters in de deelgroepen aan het spelen waren, zag ik dat ze in de poppenhoek het versje opnieuw probeerden met de hoeden uit de poppenhoek.